In juni 2014 deed ik mee aan het Young Organists Camp van de ECHO. Hieronder staat het verslag dat ik daarvan maakte:
18 juni 2014
Gisteren ben ik vanaf Schiphol, via München, naar Dresden gevlogen. Op het vliegveld werd ik opgewacht door de man van het gastgezin waar ik deze dagen verblijf. Naast mij haalde hij ook enkele anderen van mijn groep (‘Young organists camp’) op om hen naar hun gastgezinnen te brengen. Zo kwamen we in een willekeurig klein Duits dorp (Niederschöna) aan. Tot onze verbazing troffen we daar in de kerk (typisch Duits dorpskerkje, volgestouwd met galerijen) al een Silbermannorgel aan, waar we ons een tijdje mee vermaakt hebben. Daarna gingen we verder en maakte ik kennis met de rest van mijn gastfamilie, allemaal erg aardige mensen.
Vanmorgen maakte ik in het Silbermann-haus te Freiberg kennis met de andere jonge organisten en de organisatie. We zijn een gemengde groep, de jongste 12 (een Frans jongetje dat hier met zijn moeder naartoe is gekomen), de oudste 19. Het zijn allemaal Duits- en Franssprekenden, maar het viel me nog mee dat ik ze (in het Duits) goed of (in het Frans) een beetje kan verstaan. En Engels verstaan zij ook, dus ik kan ook tegen ze praten, toch handig. Na de ontvangst werden we rondgeleid in de Dom door domorganist Albrecht Koch die ons snel het grote orgel liet horen (veel tijd had hij niet). Vervolgens kregen we een rondleiding in de stad.
Rond de middag werden we getrakteerd op een lunchconcert (‘Mittagmusik’) in de Petrikirche. Na een royale lunch (op kosten van de organisatie) ging ik met een deel van de groep naar Langhennersdorf (een vijf kilometer lang dorp met slechts één straat) waar ook al een prachtig orgel bleek te staan. Daar kregen we les van de hierboven genoemde Herr Koch. ’s Avonds dineerden we (weer op kosten van de organisatie) en luisterden vervolgens in de Petrikirche naar een gedeelte van het orgelconcours dat deze week hier gehouden wordt.
De Silbermannorgels die hier in ongeveer elke kerk staan zijn erg mooi. Qua uiterlijk lijken ze allemaal op elkaar, een geelachtige kas met pijpen opgesteld als een soort gordijn. De klank is erg uitgesproken, heeft veel karakter (en volume!), en er zijn veel verschillende (prachtige) registers. Wat opvalt is het Franse geluid van vooral de trompetten en cornetten: als ik dat geweten had, had ik wat Franse muziek meegenomen… Kortom: het is genieten hier.
Wat ook opvalt is de vele aandacht die we van de lokale pers krijgen. Een tv-ploeg, radiomensen, en krantjournalisten. Zo vraagt een journaliste me, nadat ik gezegd had dat ik Böhm gespeeld heb vandaag, waarom ik geen Bach speelde (‘Vind je dat dan niet mooi?’). Ook is er een soort cultuurwethouder die bijna de hele dag met ons meegaat. De cultuur heeft hier toch veel meer aandacht dan in ons bezuinigende landje, ook al is het voetbal hier alomtegenwoordig, net als in Nederland.
19 juni 2014
Vandaag stond de stad Leipzig op het programma. De stad van Mendelssohn, Schumann, Wagner, en, o ja, Bach werkte er ook de helft van zijn leven. Bach reisde te voet honderden kilometers om zijn idool Buxtehude te ontmoeten, maar wij zitten slechts anderhalf uur in een busje voordat we bij het pelgrimsoord der organisten zijn aangekomen, om in de sporen van de heilige Sebastiaan van Leipzig te treden.
Eerst bezoeken we het Bachmuseum, met allerlei informatie, manuscripten, muziek, en spullen die allemaal ergens iets met Bach te maken hebben. En natuurlijk de museumshop met bachstropdassen, bachchocolade, bachshirts, en nog veel meer (te dure) dingetjes. Daarna zijn we toe aan een uitgebreide lunch.
’s Middags gaan we naar de Thomaskirche: een hele merkwaardige ervaring. Het is een redelijk grote middeleeuwse hallenkerk, met prachtige gewelven. Bij binnenkomst horen we op het Bachorgel muziek van, jawel, Bach: zo komen we alvast in de stemming. In de kerkbanken zitten geen banken, maar er zijn zorgvuldig genummerde klapstoelen ingebouwd, alsof het een concertzaal is. Een grote galerij loopt aan de zijkanten door de hele kerk heen. Ik begin te al bedenken waar Bachs orkest moet hebben gezeten bij de uitvoeringen van talloze cantates, passies en motetten.
Er zijn twee orgels: een romantisch orgel (Sauer, 1889) op de plek waar normaal in kerken een orgel staat, en een gereconstrueerd Bachorgel op de galerij in de zijbeuk. Vlak voor het koor staat een grote Steinwayvleugel en daarachter, op de koorvloer, liggen veel bloemen op een zwarte plaat, op een van de prominentste plekken van de kerk. J.S. zou zich misschien wel omgedraaid hebben in zijn graf als hij wist dat men nu moet betalen om er dichtbij te komen.
Dan loop ik naar de andere grote kerk in Leipzig: de Nikolaikirche. Die was voor mij een totale verrassing, omdat ik iets soortgelijks als de Thomaskirche verwachtte. Het interieur van de Nikolaikirche blijkt (eind 18e eeuw) geheel in classicistische stijl verbouwd te zijn en is prachtig. Als ik binnenkom is er net een repetitie voor een cantate-uitvoering afgelopen. Ik loop door en ik kijk achterom voor de tweede verassing. Aan de wand hangt een bakbeest van een orgel (het grootste orgel van Saksen) dat te breed is om te fotograferen. Dit is ook al een Duits romantisch orgel (Ladegast, 1862). Het enige wat hier nog aan der alte Bach herinnert is een borstbeeld bij de ingang van de kerk.
Van tevoren had ik Leipzig verwacht als een stad net zo’n historisch centrum als Freiberg, met allemaal oude gebouwen, waardoor je je in vroegere eeuwen waant. Niets bleek minder waar: Op de kerken en het (erg grote) Rathaus na is het een typische moderne grote stad. De enige sporen van Bach zijn de kerken, het museum en de vele posters en souvenirs met zijn gezicht erop. Ook stikt het hier (gelukkig) van de concerten, uitvoeringen en festivals. Toch is het erg lastig voor te stellen hoe de sfeer en de uitstraling van de stad en de kerken toen waren. Je komt Sweelinck niet tegen op de Dam, je vindt God niet door astronaut te worden, en Bach vind je niet in Leipzig: door zijn muziek te spelen en te horen kom je nog het dichtst bij hem.
21 juni 2014
De week is snel gegaan. Eergisterenavond was er een orgelconcert (‘Abendmusik’) door drie ECHO-organisten in de Dom van Freiberg. Gisterochtend kregen we les in de Petrikirche. Daarna een lunchconcert (‘Mittagmusik’) in de Jakobikirche, en na de lunch kregen we les in de Jakobikirche. ’s Avonds heb ik bij mijn erg aardige gastfamilie de knettergekke wedstrijd Frankrijk-Zwitserland (6-2) gezien, geweldig!
Vandaag zijn we naar Dresden gegaan. Het is een erg mooie stad, maar totaal anders dan Leipzig. Het hele centrum staat vol met oude (barokke) gebouwen, de meeste herbouwd na het bombardement in de Tweede Wereldoorlog. We kregen les van organist Thomas Lennartz op het grote Silbermannorgel in de Hofkirche, het grootste en laatste instrument van de Freibergse orgelbouwer. Daarna luisterden we nog naar een lunchconcert door hem gespeeld. Ook al is het pas morgen afgelopen, ik vlieg vandaag al terug, vanwege zondagse verplichtingen die een organist wel eens heeft. Daarom blijf ik in Dresden en op het moment dat ik dit schrijf, zit ik te wachten op de Flughafen aldaar.
Een mooi moment om eens de verschillende orgels en organisten te vergelijken. Het hoofdorgel van de Dom te Freiberg, bijvoorbeeld, is een vroeg werk van Silbermann, dat veel helderder en scherper is dan het orgel in de Hofkirche van Dresden. Dat orgel is veel grondtoniger, en heeft dankzij de (bijna) moderne stemming een wat neutraler karakter vergeleken bij de andere orgels hier. Het is daardoor wel erg geschikt om bijv. 19e-eeuwse muziek uit te voeren. Het orgel van de Petrikirche in Freiberg is erg mooi, maar een beetje aan de harde kant: de klank is ook wat vierkanter dan die van de andere. Het is interessant om de orgels te vergelijken, ook al zijn ze van dezelfde bouwer, en ze zijn allemaal erg mooi.
Er zijn verschillende soorten organisten. Er zijn organisten als Reinhard Jaud (Innsbruck) die goed luisteren naar het orgel dat ze bespelen en als het ware een eenheid vormen met het instrument: zo klonk het orgel van de Dom ongelofelijk mooi, en ik werd geraakt door een sobere 17e-eeuwse koraalbewerking die ik normaal gesproken saai had gevonden.
Aan de andere kant is er een organist als Jan-Willem Jansen (Toulouse), die als zijn interpretatie van de muziek en manier van spelen als het ware oplegt aan het orgel. Dit was ook mooi: het spel was wat enthousiaster en flitsender dan bovengenoemde organist, maar toch was de klank minder. Er was helaas ook een organist die de mist inging, bij een groot Bachwerk: na een fout bij de tweede noot was zijn concentratie weg en ging het hele stuk mis.
Alle organisten speelden mooi, maar mijn favoriete organist/docent van deze week was de Italiaan Roberto Antonello. Hij speelde erg expressief en mooi in de Jakobikirche te Freiberg: weer sprong er een stuk uit dat ik anders saai zou vinden (een 18e-eeuwse nep-Mozart). Ook als docent was hij erg inspirerend voor de voordracht van de muziek. Thomas Lennartz (Dresden) speelde ook indrukwekkend: op het orgel van de Hofkirche liet hij niet alleen muziek uit verschillende stijlen horen (erg belangrijk bij een orgelconcert), maar ook een prachtige improvisatie.
Gisteren ben ik vanaf Schiphol, via München, naar Dresden gevlogen. Op het vliegveld werd ik opgewacht door de man van het gastgezin waar ik deze dagen verblijf. Naast mij haalde hij ook enkele anderen van mijn groep (‘Young organists camp’) op om hen naar hun gastgezinnen te brengen. Zo kwamen we in een willekeurig klein Duits dorp (Niederschöna) aan. Tot onze verbazing troffen we daar in de kerk (typisch Duits dorpskerkje, volgestouwd met galerijen) al een Silbermannorgel aan, waar we ons een tijdje mee vermaakt hebben. Daarna gingen we verder en maakte ik kennis met de rest van mijn gastfamilie, allemaal erg aardige mensen.
Vanmorgen maakte ik in het Silbermann-haus te Freiberg kennis met de andere jonge organisten en de organisatie. We zijn een gemengde groep, de jongste 12 (een Frans jongetje dat hier met zijn moeder naartoe is gekomen), de oudste 19. Het zijn allemaal Duits- en Franssprekenden, maar het viel me nog mee dat ik ze (in het Duits) goed of (in het Frans) een beetje kan verstaan. En Engels verstaan zij ook, dus ik kan ook tegen ze praten, toch handig. Na de ontvangst werden we rondgeleid in de Dom door domorganist Albrecht Koch die ons snel het grote orgel liet horen (veel tijd had hij niet). Vervolgens kregen we een rondleiding in de stad.
Rond de middag werden we getrakteerd op een lunchconcert (‘Mittagmusik’) in de Petrikirche. Na een royale lunch (op kosten van de organisatie) ging ik met een deel van de groep naar Langhennersdorf (een vijf kilometer lang dorp met slechts één straat) waar ook al een prachtig orgel bleek te staan. Daar kregen we les van de hierboven genoemde Herr Koch. ’s Avonds dineerden we (weer op kosten van de organisatie) en luisterden vervolgens in de Petrikirche naar een gedeelte van het orgelconcours dat deze week hier gehouden wordt.
De Silbermannorgels die hier in ongeveer elke kerk staan zijn erg mooi. Qua uiterlijk lijken ze allemaal op elkaar, een geelachtige kas met pijpen opgesteld als een soort gordijn. De klank is erg uitgesproken, heeft veel karakter (en volume!), en er zijn veel verschillende (prachtige) registers. Wat opvalt is het Franse geluid van vooral de trompetten en cornetten: als ik dat geweten had, had ik wat Franse muziek meegenomen… Kortom: het is genieten hier.
Wat ook opvalt is de vele aandacht die we van de lokale pers krijgen. Een tv-ploeg, radiomensen, en krantjournalisten. Zo vraagt een journaliste me, nadat ik gezegd had dat ik Böhm gespeeld heb vandaag, waarom ik geen Bach speelde (‘Vind je dat dan niet mooi?’). Ook is er een soort cultuurwethouder die bijna de hele dag met ons meegaat. De cultuur heeft hier toch veel meer aandacht dan in ons bezuinigende landje, ook al is het voetbal hier alomtegenwoordig, net als in Nederland.
19 juni 2014
Vandaag stond de stad Leipzig op het programma. De stad van Mendelssohn, Schumann, Wagner, en, o ja, Bach werkte er ook de helft van zijn leven. Bach reisde te voet honderden kilometers om zijn idool Buxtehude te ontmoeten, maar wij zitten slechts anderhalf uur in een busje voordat we bij het pelgrimsoord der organisten zijn aangekomen, om in de sporen van de heilige Sebastiaan van Leipzig te treden.
Eerst bezoeken we het Bachmuseum, met allerlei informatie, manuscripten, muziek, en spullen die allemaal ergens iets met Bach te maken hebben. En natuurlijk de museumshop met bachstropdassen, bachchocolade, bachshirts, en nog veel meer (te dure) dingetjes. Daarna zijn we toe aan een uitgebreide lunch.
’s Middags gaan we naar de Thomaskirche: een hele merkwaardige ervaring. Het is een redelijk grote middeleeuwse hallenkerk, met prachtige gewelven. Bij binnenkomst horen we op het Bachorgel muziek van, jawel, Bach: zo komen we alvast in de stemming. In de kerkbanken zitten geen banken, maar er zijn zorgvuldig genummerde klapstoelen ingebouwd, alsof het een concertzaal is. Een grote galerij loopt aan de zijkanten door de hele kerk heen. Ik begin te al bedenken waar Bachs orkest moet hebben gezeten bij de uitvoeringen van talloze cantates, passies en motetten.
Er zijn twee orgels: een romantisch orgel (Sauer, 1889) op de plek waar normaal in kerken een orgel staat, en een gereconstrueerd Bachorgel op de galerij in de zijbeuk. Vlak voor het koor staat een grote Steinwayvleugel en daarachter, op de koorvloer, liggen veel bloemen op een zwarte plaat, op een van de prominentste plekken van de kerk. J.S. zou zich misschien wel omgedraaid hebben in zijn graf als hij wist dat men nu moet betalen om er dichtbij te komen.
Dan loop ik naar de andere grote kerk in Leipzig: de Nikolaikirche. Die was voor mij een totale verrassing, omdat ik iets soortgelijks als de Thomaskirche verwachtte. Het interieur van de Nikolaikirche blijkt (eind 18e eeuw) geheel in classicistische stijl verbouwd te zijn en is prachtig. Als ik binnenkom is er net een repetitie voor een cantate-uitvoering afgelopen. Ik loop door en ik kijk achterom voor de tweede verassing. Aan de wand hangt een bakbeest van een orgel (het grootste orgel van Saksen) dat te breed is om te fotograferen. Dit is ook al een Duits romantisch orgel (Ladegast, 1862). Het enige wat hier nog aan der alte Bach herinnert is een borstbeeld bij de ingang van de kerk.
Van tevoren had ik Leipzig verwacht als een stad net zo’n historisch centrum als Freiberg, met allemaal oude gebouwen, waardoor je je in vroegere eeuwen waant. Niets bleek minder waar: Op de kerken en het (erg grote) Rathaus na is het een typische moderne grote stad. De enige sporen van Bach zijn de kerken, het museum en de vele posters en souvenirs met zijn gezicht erop. Ook stikt het hier (gelukkig) van de concerten, uitvoeringen en festivals. Toch is het erg lastig voor te stellen hoe de sfeer en de uitstraling van de stad en de kerken toen waren. Je komt Sweelinck niet tegen op de Dam, je vindt God niet door astronaut te worden, en Bach vind je niet in Leipzig: door zijn muziek te spelen en te horen kom je nog het dichtst bij hem.
21 juni 2014
De week is snel gegaan. Eergisterenavond was er een orgelconcert (‘Abendmusik’) door drie ECHO-organisten in de Dom van Freiberg. Gisterochtend kregen we les in de Petrikirche. Daarna een lunchconcert (‘Mittagmusik’) in de Jakobikirche, en na de lunch kregen we les in de Jakobikirche. ’s Avonds heb ik bij mijn erg aardige gastfamilie de knettergekke wedstrijd Frankrijk-Zwitserland (6-2) gezien, geweldig!
Vandaag zijn we naar Dresden gegaan. Het is een erg mooie stad, maar totaal anders dan Leipzig. Het hele centrum staat vol met oude (barokke) gebouwen, de meeste herbouwd na het bombardement in de Tweede Wereldoorlog. We kregen les van organist Thomas Lennartz op het grote Silbermannorgel in de Hofkirche, het grootste en laatste instrument van de Freibergse orgelbouwer. Daarna luisterden we nog naar een lunchconcert door hem gespeeld. Ook al is het pas morgen afgelopen, ik vlieg vandaag al terug, vanwege zondagse verplichtingen die een organist wel eens heeft. Daarom blijf ik in Dresden en op het moment dat ik dit schrijf, zit ik te wachten op de Flughafen aldaar.
Een mooi moment om eens de verschillende orgels en organisten te vergelijken. Het hoofdorgel van de Dom te Freiberg, bijvoorbeeld, is een vroeg werk van Silbermann, dat veel helderder en scherper is dan het orgel in de Hofkirche van Dresden. Dat orgel is veel grondtoniger, en heeft dankzij de (bijna) moderne stemming een wat neutraler karakter vergeleken bij de andere orgels hier. Het is daardoor wel erg geschikt om bijv. 19e-eeuwse muziek uit te voeren. Het orgel van de Petrikirche in Freiberg is erg mooi, maar een beetje aan de harde kant: de klank is ook wat vierkanter dan die van de andere. Het is interessant om de orgels te vergelijken, ook al zijn ze van dezelfde bouwer, en ze zijn allemaal erg mooi.
Er zijn verschillende soorten organisten. Er zijn organisten als Reinhard Jaud (Innsbruck) die goed luisteren naar het orgel dat ze bespelen en als het ware een eenheid vormen met het instrument: zo klonk het orgel van de Dom ongelofelijk mooi, en ik werd geraakt door een sobere 17e-eeuwse koraalbewerking die ik normaal gesproken saai had gevonden.
Aan de andere kant is er een organist als Jan-Willem Jansen (Toulouse), die als zijn interpretatie van de muziek en manier van spelen als het ware oplegt aan het orgel. Dit was ook mooi: het spel was wat enthousiaster en flitsender dan bovengenoemde organist, maar toch was de klank minder. Er was helaas ook een organist die de mist inging, bij een groot Bachwerk: na een fout bij de tweede noot was zijn concentratie weg en ging het hele stuk mis.
Alle organisten speelden mooi, maar mijn favoriete organist/docent van deze week was de Italiaan Roberto Antonello. Hij speelde erg expressief en mooi in de Jakobikirche te Freiberg: weer sprong er een stuk uit dat ik anders saai zou vinden (een 18e-eeuwse nep-Mozart). Ook als docent was hij erg inspirerend voor de voordracht van de muziek. Thomas Lennartz (Dresden) speelde ook indrukwekkend: op het orgel van de Hofkirche liet hij niet alleen muziek uit verschillende stijlen horen (erg belangrijk bij een orgelconcert), maar ook een prachtige improvisatie.